“Wil je me één ding beloven?”

“Mijn hart heeft haar eigen weg.”
“Dat is waar, he?”
-”Ja.”

“Wat ben je aan het denken?”
-“Dat ik niet mag huilen.”

-”Sterk zijn is de rol die mij is toegeschreven zonder dat hij me past.”
“Als je sterk moet zijn, dan word je het.”

-“Ik kan niet stilstaan. Ik wil dat ook niet.”
“Als je niet wil stilstaan, dan wil je teveel.”

-”Je was toen heel goed voor mij.”
“Jij ook voor mij.”

“Gaan we tellen hoe vaak we eraan denken?”
-‘Dat is ontelbaar.”
“Ja. Je hebt gelijk.”

“Wat doe je. Doe je geen pijn.”
-“Ik maak mij los van de dingen.”
“Wil je mij vastnemen.”

-“Je weet dat ik niet kan wachten. Tot één van de twee mogelijkheden verlopen is.”
“Ja. Ik weet dat ik op een bepaald moment verloren zal hebben.”

-“Ik moet je tijd geven.”
‘Ik ook… Jou tijd geven.”

“Sorry.”
-“Waarvoor?”
“Neem het nu maar aan.”

-“Het is oke, ik ben ook in de war.”
“Maar ik denk dat jij ànders in de war bent.”

“Van waar komt het?”
-“Maar dat weet ik toch niet?”
“Van waar komt een gedachte?”
“Van buiten je hoofd. Of van binnenin? Van wat altijd stil is, opmerkzaam blijft en graag ziet?”
-“Begin niet met zo’n vragen. Want ik weet niet vanwaar het antwoord zal komen.”

“Alles kan.”
-“Nee. Niet alles kan.”

“Seg en euhm. Waar slapen engelen dan?”
-“In een bed.”
“En doen ze dan hun vleugels uit?”
-”Ja. Niemand kan altijd vliegen. Zelfs de wind gaat soms liggen.”

“Je lacht niet mee.”
“Doet het pijn te lachen?”
-”Als ik het voor jou doe?”
“Bedoel je dan dat je me geeft wat je niet kan geven?”
-”Ja.”

“Ineens ben je gestopt met zoeken.”
-“Ja. Omdat ik iets gevonden had.”

“Ik weet iets wat jij niet kan dat ik ook niet kan.”
-Is het geloven?”
“Ja, dit geloven.”

“Is het de realiteit die soms als een droom kan aanvoelen…?”
-“Ik weet niet of je iets dat enkel bestaat uit dromen en gedachten kan aanvoelen eigenlijk.”

-“Je denkt veel na, he.”
“Teveel?”
-“’Het is nooit teveel…”, zei ze op een van de vele manieren waarop ze omarmt.

“Ik kan dit nooit neerschrijven, dit alles.”
-“Dat hoeft ook niet.”

“Maakt het uit.
Dat er al zoveel boeken zijn? Met diepste, met woorden uit onze diepte.
Woorden waar diegene die ze bedoelde zoveel in stopte,
zelfs bijna het gevoel erbij.”
-”Nee. Het maakt niet uit. Als je dat doet. Als je dat maar doet.”

“Je wil iemand een vraag stellen,
maar je doet het op dat moment nog niet.
Je denkt dat het zo beter is.”
-“Dacht je daar nu aan?”
“Ja.”
-“Wilde je me een vraag stellen?”
“Ja. Nog niet.”

“Wil je me één ding beloven?”
-“Ja.”
“Dat je weer durft dromen.”

13882270_1084976741581734_357929176768059332_n